Waterstaatskerk

Rijkswaterstaat

Waterstaatskerk is de benaming voor Nederlandse kerkgebouwen die tussen 1824 en 1875 onder toezicht (en soms ook naar ontwerp) van ingenieurs van Rijkswaterstaat werden gebouwd, veelal met financiële steun van de landelijke overheid.

Men stuit regelmatig op het misverstand dat dit gebeurde in opdracht van ‘de minister van Waterstaat’, maar pas in 1877 werd een afzonderlijk ministerie van Waterstaat opgericht; waterstaat viel tot dan toe onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Eindverantwoordelijke in Den Haag waren twee in 1815 opgerichte ministeries voor Eredienst, het Ministerie van Zaken van de Hervormde en andere Erediensten, behalve die der Rooms-Katholieke en het Ministerie van Zaken der Rooms-Katholieke Eredienst. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht is het begrip Waterstaatskerk niet verbonden aan een bepaalde bouwstijl.

De rol van Rijkswaterstaat

Om die toestemming te verkrijgen moest de kerkelijke gemeente bij het ministerie een bouwplan, een bestek en een begroting indienen. Zeker in geval van een aanvraag om financiële steun werden daaraan door de overheid hoge eisen gesteld, waardoor herstel in de praktijk vaak neerkwam op sloop en vervanging door nieuwbouw. De controle op de deugdelijkheid van de ingeleverde projecten werd door Den Haag vervolgens gedelegeerd naar de gouverneurs in de provincie, die daarvoor in de praktijk overal al snel – maar het was geen wettelijk vastgelegde verplichting – de provinciale hoofdingenieur van Rijkswaterstaat inschakelde. Die delegeerden die taak dan meestal weer verder naar de aan hen ondergeschikte arrondissementsingenieurs of opzichters. Die keuze lag voor de hand, omdat Rijkswaterstaat de enige overheidsdienst met bouwkundige kennis was die in de hele provincie werkzaam was.

Deze ingenieurs en opzichters beoordeelden en, indien nodig, verbeterden de door de kerkbesturen ingeleverde ontwerpen van particuliere bouwmeesters, of vervingen die door eigen ontwerpen. Omdat dat laatste vaak voorkwam, werden de Waterstaatsambtenaren ook regelmatig direct door kerkbesturen voor het ontwerpen ingeschakeld, zonder de tussenstap van een particulier architect. Naarmate kerkbesturen vermogender waren, kozen zij eerder voor een professioneel architect buiten Waterstaat, zodat vooral veel hervormde kerken en veel katholieke kerken in steden niet door Waterstaatsambtenaren ontworpen zijn, zoals de door Tieleman Franciscus Suys ontworpen Mozes en Aäronkerk in Amsterdam. Wel berustte ook dan het eindtoezicht op de bouw bij hen.

Een bijzondere groep kerken vormen de Leopoldskerken, vier protestantse kerken in de huidige provincie Limburg die tussen 1835 en 1839, toen dit gebied nog tot de toewijzing van dit gebied aan Nederland bij het Verdrag van Londen (1839) door Brussel werd bestuurd, op kosten van de Belgische overheid en onder toezicht van Belgische Waterstaatsingenieurs werden gebouwd.

Met de Grondwetsherziening van 1848, die in de scheiding van kerk en staat resulteerde, werd ook de rol van de beide ministeries voor Eredienst bij de kerkbouw veel geringer. Zij werden weliswaar pas in 1868 opgeheven, toen op 24 oktober ook het KB van 1824 werd ingetrokken, maar de uitgekeerde subsidiebedragen werden al meteen fors verminderd. Daarmee nam ook de betekenis van Rijkswaterstaat snel af, een proces dat versterkt werd doordat ook het aantal professionele particuliere architecten vanaf het midden van de eeuw snel toenam, zodat ook bij de kerkbesturen in dorpen aan de expertise van Waterstaat steeds minder behoefte was.

Historische achtergrond

Met de omvorming van de oude federale Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in een nieuwe eenheidsstaat en de gelijkstelling van alle kerkgenootschappen na de Bataafse Revolutie van 1795 werd de nieuwe centrale landelijke overheid medeverantwoordelijk voor hun materiële aangelegenheden, want de scheiding van kerk en staat zou pas met de grondwet van Thorbecke in 1848 worden ingevoerd. Na een staatsgreep in 1798 werd door het nieuwe Uitvoerend Bewind in de nieuwe Staatsregeling gepoogd om de bestaande kerkgebouwen, die sinds de Reformatie allemaal in protestantse handen waren, eerlijk over alle kerkgenootschappen te verdelen, waarbij het plaatselijk grootste kerkgenootschap de kerk zou krijgen. Dat betekende dat veel oude dorpskerken aan de katholieken teruggegeven zouden worden, die zo hun bouwvallige, bekrompen schuil- en schuurkerken voor een fatsoenlijk gebouw konden inruilen. De verliezende hervormden zouden dan van de winnende partij een schadevergoeding moeten krijgen.

Deze regeling, die een proportionele verdeling van kerkgebouwen beoogde, mislukte echter meestal door de veelvuldige weigering van hervormde zijde om mee te werken. Ook een aantal kerken dat officieel teruggegeven was aan de katholieken, konden deze niet in gebruik nemen, omdat de hervormden weigerden ze te verlaten. Na een nieuwe staatsgreep in 1801 werden alle lopende procedures stopgezet, en werd besloten dat elke kerk in handen bleef van het genootschap dat die kerk op dat moment in bezit had, legaal of niet. Alleen in het zuiden van het land, en in mindere mate in delen van Overijssel en Gelderland, waren de katholieken er tot dan toe op vrij grote schaal in geslaagd hun oude kerken terug te krijgen en werden de hervormden gecompenseerd.

Koning Lodewijk Napoleon heeft vervolgens nog tussen 1806 en 1810 incidenteel een enkele kerk aan de katholieken gerestitueerd, waarbij de verliezende protestanten rijkssubsidie kregen om een eigen (meestal veel kleinere) nieuwe kerk te bouwen, en de katholieken om de (vaak vervallen) teruggekregen kerk te herstellen. Koning Willem I zette dit subsidiebeleid na 1813 op grotere schaal voort. Toen bleek dat de behoefte aan subsidie voor kerkbouw met name in katholieke kring veel groter was dan gedacht, en dat de beschikbare fondsen ontoereikend waren, werd in 1819 een poging gedaan om tot een structurele aanpak te komen om het gebrek aan deugdelijke kerken in een keer uit de wereld te helpen. De daarop gelaste algemene landelijke inventarisatie, waarbij systematisch plaats na plaats de nood geïnventariseerd had moeten worden, liep echter wegens gebrek aan mankracht op een mislukking uit.

Bron: Wikipedia

Protected by Security by CleanTalk and CleanTalk Anti-Spam