Raiffeisen
De voorgeschiedenis van de Raiffeisen/Boerenleenbank begint al in 1848 in het Duitse dorpje Weyerbusch. De toenmalige burgemeester Friedrich Wilhelm Raiffeisen, bewogen door de schrijnende armoede van de plattelandsbevolking tot actie overgaat.

Raiffeisen (30 maart 1818 – 11 maart 1888) was burgemeester van Weyerbusch in het Westerwald en daarna in Flammersfeld en ten slotte in Heddesdorf in het Rijnland.
Bittere armoede
De hongerwinter van 1846-1847 bracht bittere armoede in zijn regio. Raiffeisen stelde vast dat liefdadigheid geen soelaas brengt. Daarom bond hij op zijn manier de strijd aan tegen armoede en ellende. Raiffeisen koos hierbij voor een resoluut andere aanpak: zelfhulp. Hij bracht arme boeren samen om zichzelf en elkaar te helpen.
Eerst richtte hij met een aantal rijkere boeren een ‘commissie voor de armen’ op om de hongersnood te bestrijden. De leden leenden hun spaargeld renteloos aan de commissie, die er graan voor koopt en zonder winst aan de bevolking doorverkoopt. Wie niet kon betalen, kreeg het op krediet.
Daarna werd een eigen bakkerij gebouwd door de leden. Zo ontstond een coöperatieve bakkerij. Weer later zorgde de commissie ervoor dat er zaaigoed en pootaardappelen kwamen. Door het door Raiffeisen bedachte kredietsysteem groeide Weyerbusch naar een coöperatie die de gehele gemeente omvatte.
Spaar- en kredietcoöperaties
Om kleine boeren de kans te geven hun levenssituatie te verbeteren, moesten ze volgens Raiffeisen een beroep kunnen doen op goedkope financiële kredieten. Met het oog hierop creëerde hij spaar- en kredietcoöperaties. De leden van deze coöperaties legden hun spaargeld samen en wie geld nodig had, kon dit lenen tegen voordelige tarieven. Zijn coöperatieve initiatieven waren gesteund op het in handen nemen van het eigen lot (zelfhulp en zelfredzaamheid), de onderlinge solidariteit tussen de vennoten en zelfbestuur. De strikt lokale werking en volledige reservering van de winst waren daar uitingen van.
Door de positieve resultaten van deze spaar- en kredietkassen nam hun aantal snel toe. Er kwamen overkoepelende organisaties en een centrale instantie.
Zo ontstond het Raiffeisenstelsel, een coöperatieve structuur met lokale autonomie. Coöperatief bankieren was een feit. Het was wat men later de Coöperatieve Boerenleenbank zou gaan noemen, de voorloper van de Nederlandse Rabobank.
Nederland
In Nederland zou het nog tot 1890 duren voor er sterk voor werd gepleit dat de boeren zich moesten verenigen in coöperaties om goedkoop krediet te krijgen. Krediet dat nodig was om de verouderde Nederlandse landbouwmethoden te verbeteren. Kredieten kon men wel verkrijgen bij geldschieter die hoge rentetarieven berekenden. Daarmee was de boer niet geholpen.
In 1896 werd geheel volgens het systeem van Raiffeisen de eerste coöperatieve landbouwbank en handelsvereniging opgericht. Hierna werden overal in het land steeds meer van dit soort coöperaties opgericht.
2 Coöperatieve banken
Op 12 juni 1898 fuseerden in Utrecht zes coöperatieve banken tot de Coöperatieve Centrale Raiffeisenbank. In datzelfde jaar werd in Eindhoven de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank opgericht, waarbij zich in hoofdzaak coöperatieve banken uit Noord-Brabant en Limburg aansloten.
Tussen de banken waren zeker verschillen, maar de grootste gemene deler was dat ze allebei volgens de Raiffeisenprincipes werkten. Ze werkten tientallen jaren goed naast elkaar en onderhielden goede contacten.
In 1972 vond een fusie tussen de twee Centrale banken plaatsen en zo ontstond de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank. Er waren toentertijd 1133 coöperatieve banken bij aangesloten met 3130 kantoren.
Bron: Wikipedia en het boek Tussen Waag en Wesepe