Het drama van de Oxerhof

Oxerhof in de Tweede Wereldoorlog hermetisch afgesloten

Oxerhof in de Tweede Wereldoorlog hermetisch afgesloten

Oorlogsdrama

Het landgoed De Oxerhof in Deventer fungeerde tijdens de Tweede Wereldoorlog als woonhuis, spionnenopleidingscentrum en concentratiekamp. Oorspronkelijk was Oxerhof een kasteel dat rond 1862 in opdracht van de familie Van Doorninck werd verbouwd tot een modern landhuis. In 1931 werd het landgoed toegankelijk gemaakt voor het publiek. Voor een kwartje in guldens (jaartarief) mochten families de domeinen betreden.

Duitse eigenaar

In juni 1943 werd Oxerhof in Oxe door de Leiter des Reichsgebaudedienstes voor de Sipo gevorderd. De eigenaar, Van Leusen, kreeg veertien dagen de tijd zijn huis te ontruimen. Voor de duur van de beslaglegging kreeg de eigenaar de verhuiskosten betaald, een deel van opbrengsten van de (landbouw) gronden vergoed en een huurvergoeding. De schade die door het personeel werd aangebracht zou worden hersteld.

Direct na de vordering van het landgoed werd het afgesloten van de buitenwereld. Het was ‘aan iedere Nederlander op straffe des doods verboden het terrein te betreden’. Het zou een zomerverblijf worden van politiechef Hanns Rauter, de hoogste SS-vertegenwoordiger in Nederland. Het landgoed werd voor zijn veiligheid aangepast tot een ware vesting: dubbel prikkeldraad, landmijnen en bloedhonden moesten indringers op afstand houden. Toen Rauter uiteindelijk besloot er geen gebruik van te maken, werd het een herstellingsoord voor SS’ers die aan het Oostfront gewond waren geraakt.

Spionnenschool Kühoff

In 1944 werd besloten een andere bestemming aan het gebouw te geven. SS-Obersturmbannführer Friedrich Knolle, het hoofd van de Duitse contraspionagedienst had in Scheveningen de opdracht gegeven tot de oprichting van de spionnenschool op het landgoed Sorghvliet/Zorgvliet (Seehof) dat nu het Catshuis heet, aan de Adriaan Goedkooplaan 10. Een goed voor de buitenwereld afgesloten ommuurd landgoed waar leerlingen uit alle bezette gebieden en neutrale landen in het geheim hun opleiding tot speciaal geheim agent konden volgen. Aanvankelijk werden ze klaargestoomd voor missies in het buitenland. Ze werden opgeleid in sabotage, schietvaardigheid, geheimschrift, zenden en omgang in diverse vervoersmiddelen. Onder de rekruten waren Helene Louise Ten Cate Brouwer, de uit Geertruidenberg afkomstige Maria Sassen en de Belg Pierre Sweerts, ook wel “De Tarzan van Limburg” genoemd. Alle drie werden getraind voor missies in het buitenland: Brouwer in Italië, Sassen in België, Sweerts aanvankelijk in Iran en later in Spanje.

Vanwege de te verwachten geallieerde invasie op het Europese continent werd de druk gelegd op het werven van zendamateurs. Door middel van advertenties werden door Knolle’s opvolger. SS-Hauptsturmführer Heinrich Ahrens, opnieuw agenten geworven die spoedcursussen op Oxerhof kregen. Het merendeel werd echter opgeleid als marconist voor het Informations-Netz (I-Netz). Een netwerk van informanten die politieke en militaire inlichtingen van achter de vijandelijke linies verzamelden en deze doorzonden naar de Duitse militaire inlichtingendienst.

De spionnenschool in Scheveningen, Zorgvliet, verloor zo haar elitaire status als ‘leverancier’ van professionele geheim agenten. Bovendien werd Zorgvliet in de zomer van 1944 gesloten. Met als gevolg dat een aantal volleerde spionnen en instructeurs meeverhuisden naar de nieuwe school Kühoff op de Oxerhof in Colmschate. Onder meer voor verdere training en begeleiding van de nieuwe rekruten. Onder hen Helen Louise Ten Cate Brouwer, die er tot de staf behoorde. Eind 1944 werd echter de school gesloten en werd aangepast als kamp voor politieke gevangenen.

Chauffeursdienst

In 1944 vertrok de SD uit Den Haag om via Zeist in Deventer aan te komen. Oxerhof kreeg zijn laatste bestemming. Op het landgoed werd een ‘Fahrbereitschaft’ (de chauffeursdienst) ingekwartierd en het houten gebouwtje op het terrein werd als SD-gevangenis ingericht. Links van de oprijlaan bevonden zich meerdere houten garages en rechts ervan stenen barakken, die als verblijfplaatsen van de bewakers en van de chauffeurs hebben gediend.
Onder de gevangen bevonden zich niet alleen Nederlandse onderdanen, gevangen genomen illegalen en Joden, maar ook SS’ers of SD’ers die zich schuldig maakten aan desertie of aan gezagsondermijnende activiteiten, hulp aan onderduikers, defaitisme, plichtsverzuimen, corruptie, etc. Van twee SS’ers die zich aan de bovenstaande feiten schuldig hadden gemaakt is bekend dat ze in Oxerhof werden opgehangen: Kriminalsekretär Fritz Hillesheim en Kriminalbeambte Bell, een functionaris van de Zentrale Fahndungsstelle. Beiden werden eind 1944 en begin 1945 door het SS und Polizeigericht ter dood veroordeeld.

Executie van 10 gevangenen

Tegen het einde van de oorlog waren nog een veertigtal gevangenen aanwezig. Een aantal werd vrijgelaten, maar voor 10 anderen liep het slecht af. Ze werden niet neergeschoten of geëxecuteerd, maar werden enkele uren voor de bevrijding (5 april 1945) door dronken bewakers op een beestachtige manier afgemaakt. De gevangenen werden eerst zwaar mishandeld en vervolgens in een diepe kuil levend begraven. De mishandelingen vonden plaats op de schietbaan, vlak achter de houten garages.  Als we met de rug naar de villa over het pas door de Obersturmführer Hoffmann aangelegde gazon kijken, kunnen we de geopende kuilen zien, nu leeg. Op enkele meters van de bosrand werd hun massagraf een dag later op 6 april 1945 door Canadese militairen gevonden.
De slachtoffers waren in opdracht van de terugtrekkende vijand als diens laatste daad vermoord, aldus de War Diary van de eenheid. De melding werd om 16:00 uur in het dagboek bijgeschreven. Het 12e Field Regiment RCA meldde, dat de lichamen met wonden waren overdekt:
‘Geneeskundige officieren verklaarden dat enkele slachtoffers levend begraven waren. Aan de uitdrukking op de gezichten was te zien, dat ze tijdens martelingen waren gestorven. Hun handen waren op de rug gebonden en de lichamen waren van top tot teen gekneusd. Het was een scène van onbeschrijflijke wreedheid, die je moet hebben gezien om het te kunnen geloven’ .
De stoffelijke resten zijn na de bevrijding overgebracht naar de begraafplaats in Gorssel.

Uit de krant

De Gooi en Eemlander van 21 februari 1948 meldde in een bericht met als kop ‘SD-slachtoffers moesten zelf hun graf graven’ het volgende:
De SD-bewaking bestond uit drie Duitsers, B. Stiller, F.H. Voss en H. Reinders, en twee Nederlandse SS’ers, J. Morreau en J. Wapstra. De groep stond onder bevel van de Duitser Stiller. Hij gaf aan de tien gevangenen het commando een kuil te graven, zogenaamd om daar autobanden in te kunnen verbergen voor de oprukkende geallieerde troepen. Later op de dag bleek echter voor welk doel de kuil gegraven was. Met tweeën en drieën tegelijk werden de tien gevangenen uit de barakken gehaald en aan de rand van de kuil neergeschoten en later daarin geworpen. Toen de terechtgestelden later werden opgegraven bleek dat in de meeste lichamen van de slachtoffers geen kogelgaten werden gevonden. Wel waren vreselijke verminkingen geconstateerd, zoals afgesneden oren en ingeslagen neuzen.’ Hun handen waren op de rug gebonden. Ze konden geen kant uit. Het bleek dat de gevangenen met een bijl waren ‘bewerkt’.
De opdracht voor executie kwam van Obersturmführer H. Kolitz, chef afdeling IV van de SD, en van de Einsatzkommandos in Gelderland/Overijssel, als vergeldingsactie voor de aanslag op Rauter in de nacht van 6 op 7 maart 1945 bij Apeldoorn. Aan diverse chefs van de Einsatzkommandos in de omliggende regio’s werd het bevel gegeven om gevangenen, die op een SD-dodenlijst stonden, te executeren. In Deventer bevonden zich nog een tiental gevangen op het landgoed Oxerhof. Kriminalkommissar Werner Haase gaf vervolgens op 5 april het bevel door aan commandant B. Stiller om de tien Nederlanders van Oxerhof ‘umzulegen’. De betrokken bewakers verklaarden tijdens hun proces dat ze de gevangenen hadden geëxecuteerd. Niets werd vrijgegeven waarom de gevangenen voor hun dood waren gemarteld.

Na de oorlog

Na de oorlog werd het landgoed niet direct aan de rechtmatige eigenaar teruggegeven. De Canadese Field Security (onderdeel van geallieerde opsporingsdienst) gebruikte tot haar vertrek uit Nederland het landgoed als speciaal ondervragingscentrum (0-3-0) voor SD-spionnen, onder wie de beruchte Anton van der Waals. Een voormalig trainee van Kühoff, de Belg Pierre Sweerts, werd hier niet als gevangene ondervraagd, maar ingezet als ondervrager van voormalige medewerkers van de SD en de Abwehr.

Proces

Eind 1948 werden door het Bijzonder Gerechtshof in Zutphen twee zittingen aan het drama gewijd. Eerst stonden de Nederlanders terecht. Uitvoerig is daarbij aan de orde geweest dat de slachtoffers voor hun dood waren verminkt. De verdachten ontkenden dat ten stelligste en omdat het wettig en overtuigend bewijs niet kon worden geleverd, kon de procureur-generaal J. Meulink niet de doodstraf eisen, wat hij volgens zijn zeggen anders zou hebben gedaan. Bij dit moordcommando waren ook Nederlanders betrokken een er van was Wapstra. Tegen Wapstra eiste hij levenslang en het vonnis luidde 20 jaar. Kriminalkommissar Haase kreeg 12 jaar (eis 15 jaar) en Stiller conform de eis 9 jaar.
Voss en Reinders werden wegens gebrek aan bewijs vrijgesprokenen Morreau werd in 1948 op vrije voeten gesteld.

Slachtoffers uit Deventer

Onder de 10 geëxecuteerde mensen bevonden zich 5 Deventenaren:

Jacob Ehrenreich, Falk van Spiegel, Gerrit van Brakel en Johannes Haanstra zijn later herbegraven op het Nationaal Ereveld in Loenen. Hein Lindeman ligt begraven op de Nederlands Israelische Begraafplaats in Deventer.

De andere 5 slachtoffers waren:

‘Mogen zij een levend teken blijven’

Monument

Monument voor de drama bij de Oxerhof Er werden dan ook forse straffen uitgedeeld. Op 6 mei 1991 werd op het landgoed De Oxerhof een monument onthuld ter nagedachtenis aan de tien verzetsmensen die hier, enkele uren voor de bevrijding, werden vermoord door de bezetter.

De Canadezen hebben na het verdrijven van de Duitsers nog maanden gebruik gemaakt van het landgoed en onder andere werd de Canadese contraspionagedienst hier tijdelijk geconcentreerd. De afgelegen situering van het landgoed was hier zeker een reden voor. Ook werd er een tijdelijke begraafplaats voor 46 gesneuvelde Canadese bevrijders ingericht. Zeker 45 van deze mannen hebben deelgenomen aan de opmars naar en bevrijding van Deventer.

Zij zijn allen gedood tijdens de bevrijdingsacties in en rondom Deventer van 6 tot en met 11 april 1945. In januari 1946 zijn de 46 stoffelijke overschotten opgegraven en herbegraven op de Canadese Begraafplaats te Holten. De lijst met namen en verdere gegevens zoals foto´s en documenten van deze 46 militairen zijn aanwezig in de database van het Informatiecentrum Canadese Begraafplaats te Holten.

Bronnen: gebaseerd op de websites van Battletours, Struikelstenen Deventer,

Film

Deventenaar Huub van Sabben werkte veertig jaar aan wat gerust zijn levenswerk mag worden genoemd: een boek over de Oxerhof genaamd Spionage, arrestaties en moord aan de IJssel. In de film hieronder bespreekt hij zijn boek.

Protected by Security by CleanTalk and CleanTalk Anti-Spam