De kalkovens van Klosters

Hendrik Kruissink
Op zoek naar een plek om een schelpkalkfabriek te beginnen vond Hendrik Kruissink ongeveer een eeuw geleden een stuk – grond aan het Overijssels Kanaal ten zuiden van de Snipperlingsdijk bij Deventer. Een ideale plek: goed over het water te bereiken met de schelpen en de turf, gelegen aan de grote weg van Deventer naar Holten en Twente, veel bouwactiviteiten in de buurt, geen concurrentie binnen een straal van tientallen kilometers en dankzij de heersende wind ook weinig stankoverlast voor de mensen in de buurt. In Januari 1896 vroeg Kruissink het gemeentebestuur van Diepenveen, waar de buurtschap de Snipperling en het dorp Colmschate indertijd onder vielen, toestemming een kalkbranderij te mogen oprichten. Hij kocht de grond van Hindrik Gijmink, smid in Colmschate; tien are voor een bedrag van f 650,-.
Op vrijdag 6 maart 1896 liet Kruissink in de Deventer Courant de volgende advertentie zetten:
“AANBESTEDING KALKFABRIEK – 0p Dinsdag den 17 maart aanstaande des middags te 3 uur, zal door den Heer H. Kruissink in het Koffijhuis bij Bloemendal aan den Snipperling worden aanbesteed: Het bouwen van een Schelpkalk fabriek met Leschhuis tegen den dijk aldaar. Bestek en teekeningen liggen vanaf den 7 dezer in genoemd koffijhuis ter visie. Aanwijzing in loco op den dag der besteding des morgens te 10 uur. In formatiën zijn op franco aanvrage te bekomen bij den architect G. te Riele Wzn”.
Kruissink liet er geen gras over groeien, want nauwelijks drie maanden later waren zijn ovens al in vol bedrijf, zo blijkt uit de advertentie in de Deventer Courant van 12 juni 1896:
“KALKFABRIEK – Ondergeteekende maakt bekend, dat zijne kalkfabriek aan de Snipperling in volle werking is en thans dagelijks aan de fabriek kalk is te verkrijgen, hetzij bij kleine of groote partijen. Onder minzame aanbeveling, hoogachtend, UEd. Dv. dienaar, H. Kruissink. Snipperling, 11 juni 1896”.
Dat het goed ging met de kalkbranderij aan de Snipperling moge blijken uit het feit dat Kruissink kort na de opening van zijn fabriek een derde oven liet bouwen. Saillant detail hierbij is de opa van de latere eigenaren Joop en Jan Klosters zich als lid van de Diepenveense gemeenteraad tegen de komst van deze derde oven heeft gepleit. Deze opa ging in 1895 naar Den Haag om bij de Raad van State te protesteren tegen de voorgenomen bouw. Ondanks zijn protest kwam de derde kalkoven er toch en daar hebben zijn kleinzoons van geprofiteerd.
De gouden jaren van de schelpkalk
Het eind van de vorige eeuw was een goede tijd voor de schelpkalk-fabrikanten. De aanvoer van schelpen – tot dan toe altijd de zwakste schakel in de kalkproduktie – groeide sterk dankzij de schelpenzuigers die de Waddenzee en de Zeeuwse wateren op konden, terwijl men tot dan toe altijd afhankelijk was geweest van de schelpenvissers die vanaf de kant werkten. Tegenover een goedkope inkoop stonden goede resultaten dankzij de gunstige ontwikkelingen in de bouw en het feit dat men door vanaf 1895 in de N.V. Schelpkalk samen te werken goede prijzen wist te maken. Met onderlinge afspraken over de te produceren hoeveelheid kalk en door de prijzen op regionaal niveau vast te stellen slaagde men er vele jaren lang in de kalkbranderij tot een lucratieve bezigheid te maken. Gaandeweg echter kreeg men met meer concurrentie te maken, met name van het kunstmatig gefabriceerde portlandcement dat aan het eind van de vorige eeuw ook in Nederland zelf werd geproduceerd.
Toen de Eerste Wereldoorlog Nederland vrijwel geheel op zichzelf terugwierp, braken er voor de schelpkalkfabrikanten echter enkele gouden jaren aan. De invoer van de steenkalk uit het buitenland kwam stil te liggen en de prijzen stegen snel. In haar jaarverslag over 1917 constateerde de Kamer van Koophandel van Deventer dat de prijs van schelpkalk sinds het begin van de oorlog verdubbeld was. Een prijsniveau dat – zoals achteraf zou blijken – pas ver na de Tweede Wereldoorlog opnieuw zou worden bereikt.
De gebroeders Trip
Toen hij ruim tien jaar aan de Snipperling gewerkt had, liet Kruissink de kalkfabriek op 23 juni 1908 onder de hamer brengen. Kopers werden de twee broers Joan Antonius Josef Trip en Gerardus Johannes Marie Trip, kalkfabrikanten in respectievelijk Coevorden en Dedemsvaart. Ze betaalden f 16.000,- voor de fabriek en waren verplicht de voorraden turf, schelpen en kalk tegen marktprijzen over te nemen. Om een indruk te geven van de prijzen in die tijd: de turf moesten ze kopen à 3 gulden per 1000 stuks, de schelpen à 22 cent per hectoliter, de gezeefde kalk à 42 cent per hectoliter en de ongezeefde kalk à 37 cent per hectoliter. Beide broers kenden het klappen van de zweep, want al enkele generaties lang had de familie Trip zich met de kalkbranderij beziggehouden. Zo bezat dit, oorspronkelijk uit Utrecht afkomstig, patriciersgeslacht in de achttiende eeuw reeds kalkovens in de provincie Utrecht.
In 1848 kocht Joan Trip vier kalkovens in Dedemsvaart, indertijd gebouwd door baron Van Dedem. Joan’s zoon Willem Jan Laurentius Trip zou later naar Dedemsvaart verhuizen om zich er met de dagelijkse leiding van de branderij te belasten. Na diens dood werd zijn plaats in 1898 ingenomen door zijn tweede zoon Gerard J. M. Trip. Zijn oudste zoon Joan A. J. Trip was inmiddels in Coevorden voor zichzelf begonnen. Het is niet onmogelijk dat Hendrik Kruissink, de oprichter van de kalkfabriek aan de Snipperling die ook in Dedemsvaart gewoond heeft, in de kalkbranderij van de Trippen het vak had geleerd. Beide broers Trip hebben zich in Colmschate nooit daadwerkelijk met de dagelijkse leiding van het bedrijf beziggehouden. Ze benoemden hun jongere broer Andreas Ignatius Antonius tot directeur. Op 6 november 1908 stond de volgende advertentie in de Deventer Courant:
“Ondergetekende bericht hiermede dat zijne kalkbranderij aan de Snipperling in andere handen is overgegaan, dankt zijne begunstigers voor het genoten vertrouwen en beveelt zijne opvolger gaarne aan. H. Kruissink. Mij refererend aan bovenstaand houd ik mij beleefd aanbevolen voor levering van prima kwaliteit SCHELPKALK en zal voor accurate bediening worden zorg gedragen. Schelpkalkbranderij ‘Snipperling’, Dir. Ign. Trip”.
Jaq. Trip, een opmerkelijk heer op de Snipperling
Vier jaar later kreeg de kalkbranderij opnieuw een andere eigenaar, maar ditmaal bleef het in de familie. Op 21 december 1912 passeerde bij notaris Berendsen in Dedemsvaart de akte waarmee beide broers Trip hun kalkfabriek aan de Snipperling aan hun één na jongste broer Jacobus Gerardus Maria (Jaq.) Trip verkochten voor een bedrag van f 11.600,-. Directeur lgnaat Trip vertrok naar Lochem waar hij zich als handelaar in bouwmaterialen vestigde. De koopakte geeft een aardig beeld van de kleinschaligheid van de onderneming aan de Snipperlingsdijk:
De schelpkalkfabriek bestaat uit 3 ovens, loods en erf, groot 10 aren, met alle daartoe door bestemming behorende goederen als: 3 kalkzeven met 2 stoelen en stofkast, 5 schelpenbakjes, 6 turfkruiwagens, 9 kruiplanken, 2 ladders, enige bezems, enige kalk- en schelpschoppen, enige honderden kalkzakken, benevens een tafel en vier stoelen.
Iedereen die hem gekend heeft, noemt Jaq. Trip een bijzonder man: een heer en een aristocraat, een vriendelijke, zachtaardige man, een tikje wereldvreemd misschien. Opvallend was Trip niet alleen door zijn verschijning, maar ook door het feit dat hij de eerste in Colmschate en omgeving was met een auto; een grote Ford waar hij stad en land mee afreisde, zijn herdershond steevast op de achterbank. Op 21 mei 1913 kwam Jaq. Trip als kostganger bij de wagenmaker-timmerman Jan Willem Klosters in huis. De bedoeling was tijdelijk, maar Jaq. Trip bleef bijna vijftig jaar huisgenoot van de familie Klosters, tot aan zijn dood op 14 maart 1963.
Klosters woonde met zijn vrouw Jenneken Broekmaat en hun drie toen nog ongehuwde zonen Herman, Lammert en Jan-Willem aan de overkant van het Overijssels Kanaal op de Snipperling. Later, toen zoon Lammert het aannemersbedrijf overnam en in het ouderlijk huis ging wonen, verhuisde Jaq. Trip samen met het oude echtpaar Klosters naar een nieuwe woning aan de andere kant van de Lage Weteringsweg.
Was Jaq. Trip voor iedereen op de Snipperling en in Colmschate ‘meneer Trip’, voor de kinderen Klosters was hij ‘oom Pé’. Die naam had hij gekregen van een van de kleintjes in de familie die moeite gehad schijnt te hebben met het woord ‘Trip’. De oudste herinnering die Jan Klosters, de zoon van Lammert, aan Jaq. Trip heeft, is dat hij op zondag altijd met hem naar de overkant van het kanaal mocht om de kippen te voeren. Achter de kalkovens hield Jaq. Trip namelijk een toompje kippen. Samen voerden ze de kippen, haalden de eieren uit het nest en kochten op de terugweg in de kiosk bij de brug een zak snoep. Toen Jan Klosters een jaar of tien, elf was, mocht hij een keer met Jaq. Trip mee in de auto de klanten langs. De tocht eindigde op de Deventer kermis en duurde tot grote ongerustheid van Jan’s ouders tot ver in de avond. Jan werd door Jaq. Trip steeds weer van stuivers en dubbeltjes voorzien, zodat hij zelf rustig zijn borreltje kon drinken aan z’n stamtafel bij café De Tijd (het huidige Royal).
Jaq. Trip was geen ondernemer die op expansie uit was. Hij voelde zich pas op zijn gemak als alles zijn gewone gangetje ging, zonder verrassingen. Het bedrijf zou het in de crisisjaren dan ook heel moeilijk gekregen hebben, als Jaq. Trip het in die tijd zonder de jonge bedrijfsleider Jan van der Klauw had moeten stellen. Deze kwam in 1926 bij de zaak en zou er de rest van zijn werkzame leven blijven.
Tot in de jaren dertig had de firma Jaq. Trip uitsluitend schelpkalk verkocht en in het seizoen een klein beetje kluitkalk. Dat was een vette steenkalk die met water aangemengd in de kalkput kwam om als witkalk te worden verkocht. De boerinnen uit de buurt kwamen in het voorjaar zelf op de fiets met een emmer naar de Snipperlingsdijk om er voor een dubbeltje witkalk te halen. Jan van der Klauw bracht nieuwe produkten bij de firma binnen om het risico wat te spreiden. Er kwam een apparaat om cementen dakpannen mee te maken en er werd een begin gemaakt met de handel in bouwmaterialen. Iets wat met de nodige omzichtigheid diende te geschieden, want in feite werd je de concurrent van je beste klanten. Dat de handel in bouwmaterialen een steeds belangrijker plaats ging innemen blijkt uit het feit dat de firma Jaq. Trip in 1936 lid werd van de Vereeniging van Handelaren in Bouwmaterialen in Nederland, meestal kortweg HIBIN genoemd.
In tal van opzichten had de Tweede Wereldoorlog ingrijpende gevolgen voor de Snipperling. De activiteiten in de kalkfabriek verminderden zienderogen, toen de aanvoer van schelpen vrijwel tot stilstand kwam. De stranden waren door de Duitsers tot verboden gebied verklaard en in het Waddengebied wemelde het van de zeemijnen.


