Kerkgemeente Colmschate

Bord met voorgangers kerk Colmschate

Start van de gemeente

Op de Kerkeraadsvergadering van 21 november 1839 te Diepenveen werd er (voor het eerst) gesproken over de oprichting van een gemeente te Colmschate. Er was “behoefte aan een afzonderlijke leraar en bedehuis ten dienste van de verst afgelegen buurtschappen, welke een aantal van meer dan 800 hervormden bevattende, grotendeels 1,5 tot 4,5 uur lopen van het kerkgebouw te Diepenveen verwijderd waren”.

In die tijd werd er vier maal per jaar in een bekrompen boerenwoning “de Hulle” avondmaal gevierd. Omdat er in de onmiddellijke nabijheid veel paarden en runderen liepen werd de aandacht soms op een treurige wijze gestoord. Voor de bouw van een kerk en een pastorie was f 12.000 vereist. Ondanks het feit dat vele gemeenteleden niet zo welgesteld waren hadden ze samen zo’n ƒ 4.000,- toegezegd. Gedeputeerde Staten hadden in 1840 ƒ 300,- en in 1841 ƒ 250,- toegezegd. Ook was er aan de gemeente Diepenveen een bijdrage uit het fonds voor noodlijdende kerken toegezegd.

Toch bleef er rond 8 februari 1841 nog een groot tekort. Op 1 april 1843 schrijft de Minister van Staat, de heer H. v. Zuylen van Nijevelt aan de Kerkvoogd en Notabelen der Hervormde
Gemeente van Colmschate en diakenen en ouderlingen:

Ontvangen hebbende Zijner Majesteits besluit van den 24 dezer no.100, op een adres van de Commissie voor de zaken eender nieuwe op te rigten gemeente, onder Diepenveen (Overijssel) waarbij gezien Zijner Majesteits besluit van den 11 November 1841 No.71.

  1. Ingevolge de bij laatstgenoemd besluit gegevene toezegging de Hervormde ingezetenen der buurschappen Riele, Linde, Hooge en Lage Wetering, Oxe, Essen, Ortele, Lettele en Okkenbroek worden afgescheiden van de Hervormde gemeente van Diepenveen met bepaling dat zij voortaan eene afzonderlijke Kerkgemeente zullen vormen, onder den naam van Colmschate met een eigen predikant, wiens jaarwedde uit ’s rijks Schatkist wordt vastgesteld op zes honderd vijftig gulden (ƒ 650) in te gaan met den dag dat de te beroepen predikant in dienst van de gemeente zal zijn bevestigd.
  2. De Minister van Staat voornoemd wordt gemagtigd om aan den Kerkeraad der genoemde gemeente van Colmschate, handopening te verleenen, tot het beroepen van een predikant, alsmede om alle zoodanige schikkingen te maken of te bekrachtigen als alnog, ten gevolge: van de boven bepaalde kerkelijke afscheiding, ten aanzien der belangen van kerk en Diaconie
    mogten worden vereischt.

Op 7 april 1843 schrijven twee ouderlingen Albert Kloosterboer, Teunis Reusink en de twee diakenen Gerrit Bielderman en Mannes Schrijver, dan officieel nog behorend bij de gemeente Diepenveen, een verzoek aan het klassikaal bestuur van Deventer om erkend te worden als kerkeraad van de nieuw opgerichte gemeente van Coimschate. Tevens verzoeken zij tot benoeming van een consulent. Op 11 april 1843 schrijft het klassikaal bestuur van Deventer een brief aan de kerkeraad van Colmschate dat zij:

Heeft goedgevonden en verstaan.

  1. genoemde A. Kloosterboer, T. Reusink, G. Bielderman en M. Schrijver als kerkeraad der gemeente van Colmschate, en wel de beide eerstgenoemden als ouderlingen en de beide laatstgenoemden als diakenen van den zelven te erkennen.
  2. tot consulent van gezegde gemeente van Colmschate provisioneel te benoemen den heer H.C.H. Reijers predikant te Diepenveen.
  3. deszelfde lid den Heer P.C. Molhuijssen, predikant te Deventer te committeren om den kerkeraad der gemeente van Colmschate te installeren en het herderlijk.opzigt over die gemeente aan den Heer H.C.H. Reijers als consulent op te dragen.

Op 19 april 1843 vond de eerste vergadering van de kerkeraad plaats in de Kerkekamer der nieuwe gemeente van Colmschate. Bij deze vergadering was de Deventer predikant P.C. Molhuijssen als gecommiteerde en lid van het klassikaal bestuur aanwezig om de benoemde kerkeraad te installeren en ds Hendrik Cornelis Hermanus Reijers het herdelijke werk als consulent op te dragen.

Op zondag 23 april. 1843 vond de eerste dienst plaats onder leiding van Ds. Reijers. Boekzaal der geleerde Waerelt schreef hierover: De Godsdienstoefening, door een kort gebed geopend zijnde, verklaarde de Leeraar de Hervormde Ingezetenen van dezen oord, in den naam des Konings en van het Klassikaal Bestuur van Deventer, voor eene afzonderlijke Gemeente, onder den naam van COLMSCHATE, waarna het Kerkgebouw door een plegtig dank- en smeekgebed, door het gemeenschappelijk gezang, (GeZ. III :3) en door het lezen van het woord des Verlosser. (Joh. XIV: 1-10) tot deszelfs verhevene bestemming werd afgezonderd. Hierop volgde de feestrede Over de roeping der Christelijke Gemeente, tot verheerlijking van God, naar aanleiding van Efez. Ill : 21, welke rede door het zingen van Psalm C en Gez. IV: 1 en 8 werd afgewisseld.

op 22 mei 1843 kwam de kerkeraad bijeen en werd de weleerwaarde heer Lucas Jacob van der Veen, kandidaat bij het provinciaal kerkbestuur van Overijssel, beroepen tot herder en leraar van de gemeente Colmschate mits de vereiste approbatiën binnen waren. De waarnemend koster (Reicholt) werd opgedragen de brief waarin de beroeping vermeld stond naar het huis van de beroepene het Vesterbosch te Oxe te brengen.

Op de kerkeraadsvergadering van 14 juni 1843 kwam de aanneming van het beroep ter tafel. Nadat de approbatie van Z.E. der minister van Eeredienst, J.M. den Koning (10 juli 1843, no.2) was binnengekomen vond de bevestiging van de weleerwaarde Heer L.J. van der Veen plaats op 13 augustus 1843. Deze bevestiging werd uitgevoerd door ds. Reijers en bij deze gelegenheid werd er gepreekt over Efezen 4 vers 16.

Bron: 150 jaar Kerkgemeente Colmschate

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Protected by Security by CleanTalk and CleanTalk Anti-Spam