Legende: de geest in de kolk

Overijsselsch Sagenboek

Legendes

Bij oude dorpsgemeenschappen zoals Colmschate horen natuurlijk ook de legendes over spoken en geesten. Er zijn in Colmschate niet heel veel verhalen bekend over geesten en spoken. Waren de Colmschatenaren daar te nuchter voor of zijn de verhalen in de loop van tijd verwaterd en verdwenen. Een van de overgebleven legendes is die van de Ketelerskolk. Of was het de Douwelerkolk?

Er zijn twee versies van deze legende met twee verschillende kolken en we vermelden ze allebei op deze pagina. Welke legende nu de echte legende is, is niet bekend. Wie het weet mag het zeggen!

Overigens dit soort legendes zijn fraaie archetypische verhalen, waarin het kwaad gestraft werd. Al bij de Grieken kwam een variant ervan voor: het verhaal over het vat van de Danaïden. De dochters van Danaos moesten als straf voor het vermoorden van hun echtgenoten in de Tartarus een bodemloos vat vullen.

Legende van de Ketelerskolk

In 1905 verschenen een verhaal in de Driemaandelijkse Bladen van de Vereeniging tot onderzoek van Taal en Volksleven in het Oosten van Nederland, over de invloed van een geest in weerwil van zijn verbanning door een geestelijke.

Op ruim een uur afstand van Deventer, rechts van de straatweg naar Almelo en even voorbij de plaats waar thans de lokaalspoorweg genoemde straatweg snijdt, ligt een diepe poel, de ‘Ketelerskolk’ genoemd. Aan de kanten groeien riet, biezen en andere waterplanten welig, in ’t midden evenwel getuigt de donkere, onbegroeide watervlakte van grotere diepte. Men beweert dan ook dat de kolk ‘grondeloos’ is. In en bij deze poel spookt naar het oude volksgeloof de geest van een landbouwer, daarheen gevoerd door de macht die ’t geloof boven de boze geesten bezit. Even voorbij die kolk maakt de straatweg een vrij scherpe bocht en ’t is geen wonder dat zwaarbeladen wagens, dikwijls bestuurd door allesbehalve nuchtere vrachtboeren en zelfs lichtere voertuigen, hier bij nacht en ontij van de weg raken en met gebroken inspan of tuig gedwongen zijn geruime tijd op hulp van nabijwonende boeren te wachten. Dat die talrijke ongelukken door de kolkgeest veroorzaakt worden wordt veel eerder geloofd dan dat de bocht en de onvoorzichtigheid van de voerlui hier de schuld dragen.

Scherpe bocht bij de Ketelerskolk legende van de geest in de kolk ColmschateScherpe bocht

De genoemde vrij scherpe bocht zou bij Landgoed de Bannink kunnen liggen. daar was een beruchte dodenbocht waar veel ongelukken plaatsvonden. De straatweg kreeg daarom daar later een andere loop. Omdat het een dunbevolkt gebied was kon de weg vanaf de Oude Molen bijna kaarsrecht worden aangelegd. Op de bijgevoegde kaart staat de bocht vermeldt (zie rode cirkel).

De Storminks

In het begin van de negentiende eeuw behoorde de Erve ’t Riele, gelegen in Wetering bij Colmschate, aan het geslacht van de Storminks. Een van deze Storminks was bekend als een grote zonderling en hoewel bij ziekten van vee zijn hulp veel werd ingeroepen, was hij toch eerder gevreesd dan bemind. Men verhaalt allerlei dwaasheden van de man. Zo was het niet vreemd dat hij op visites in zijn stalkleren en ongewassen verscheen, terwijl hij dikwijls mest op de wagen laadde in zijn beste kleren, bewerende dat die sterker waren en er dus beter tegen konden. Deze man nu boerde niettegenstaande zijn zonderlingheden zeer gelukkig en ging weldra voor een welgesteld man door. Doch nijd en afgunst schreven die welvaart aan kwade praktijken, aan een verbond met de duivel toe. Na zijn dood kon dan ook de man met zoveel op zijn geweten niet rusten. Vooral bij donkere nachten hoorde men allerlei geluiden in huis: het open- en toeslaan van deuren en vensters, zuchten, kreunen en snikken, en niemand had de moed de geest te verjagen. Voeg daar bij allerlei ziekten onder het vee, het talrijke verwerpen van het kalf van dragende runderen, het mislukken van een gedeelte van de oogst, dit alles vergroot en overdreven door het bijgeloof, en het is te begrijpen dat slechts weinigen zich in het spookhuis als meid of knecht wilden verhuren, en die het waagden moest men door ongekend hoog loon overhalen. Die toestand kon niet langer duren. Hoewel de bewoners tot de protestanten behoorden, besloten zij, waarschijnlijk door de katholieke buren daartoe overgehaald, hulp te zoeken bij de pastoor. Aan deze mocht het gelukken door de kracht van kruis en wijwater de boze geest krachteloos te maken en nu werd de gevangene op een wagen getrokken door zes paarden naar de Ketelerskolk gevoerd. Dat de paarden bij terugkomst wit van schuim waren, spreekt wel vanzelf. Voor eeuwig werd de geest veroordeeld in en bij de kolk te dwalen. Alleen dan wanneer hij met een vingerhoed de poel leeg gemaakt zou hebben, was het uur van zijn verlossing aangebroken.

Legende van de Douwelerkolk

Jac. Volkers postbode in Bathmen
Jacques Volkers, postbode in Bathmen, met de hondenkar

Over eenzelfde thema kunnen evenwel verschillende zienswijzen bestaan. In 1892 had Jacques Volkers (1847-1926), een postbode uit Bathmen, de volgende tekst al naar G.J. Boekenoogen gestuurd:

De oude Stormink, een boer in de buurtschap Wetering, die tijdens zijn leven lastig was geweest voor vrouw en dienstboden, had in zijn graf geen rust, maar kwam telkens terug. Om daar een eind aan te maken, stopte men hem in een loden kist. Deze werd geladen op een wagen getrokken door zeven paarden en in de Douwelder- of Douwelskolk gesmeten. De pastoor, die bij deze begrafenis tegenwoordig was, verzekerde aan de omstanders dat hij nu niet meer weerom zou komen, omdat hij veroordeeld was genoemde kolk, die een oppervlakte van enige bunders beslaat, met een vingerhoed leeg te maken.

De inzender van het verhaal over de Ketelerskolk had duidelijk verschillende kolken met elkaar verward, want ook een tijdgenoot van hem situeerde de Storminks bij de Douwelerkolk. Een gebannen geest die wagens van de weg doet raken, is inderdaad een slecht excuus.

Achter de Douwelerkolk ligt de stadsplaats Stormink. De vroegere eigenaars – het is natuurlijk jaren en jaren geleden – waren zeer befaamd om hun ruwheid en stonden in een kwade reuk. Een van hen had het aangelegd met zijn dochter of stiefdochter. Deze had om haar schande te verbergen terstond na de geboorte het kind geworgd met de kousenband. De misdaad werd niet ontdekt, maar het ging er spoken. Toen later de dochter ook gestorven was, werd de spokerij niet minder; integendeel, de boer was gedwongen de ganse nacht onder de schouw een lamp te branden, zo groot dat er wel een fles olie in ging, wilde hij niet op die plek een vrouw zien met haar kind op de schoot. Deze kwelling kon hij ten slotte niet uitstaan. Hij biecht zijn zonden bij de pastoor. Deze neemt hem mee in een wagen, getrokken door vier paarden, naar de Douwelerkolk en gelast hem daar zo lang te blijven, totdat hij met een vingerhoed de kolk leeggeschept heeft.

Dat een levend persoon gebannen wordt, is tamelijk uniek: dat gebeurde doorgaans alleen met geesten of duivels – de verteller of de notulist zal zich dus wel vergist hebben. Terwijl elders verbannenen maar een hanentree per jaar dichterbij konden komen (waarschijnlijk de middeleeuwse hanenpoten van de duivel), kende men in Overijssel het bijzondere motief van het water scheppen met een vingerhoed.

Bron: Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen

Protected by Security by CleanTalk and CleanTalk Anti-Spam